Jur Bekooy (55): Een leven lang in de bouw
Jur Bekooy en zijn partner Suzanne de Vries zijn sinds 1990 Noordhorners, en dat willen ze weten ook. Ze bewonen, samen met zoon Bastiaan, het imposante “huis van vrouw Auwema” aan de Langestraat nummer 60, naast de Doopsgezinde Vermaning. Jur is bouwkundige bij de Stichting Oude Groninger Kerken. Een gepassioneerd verteller, niet alleen over zijn werk, ook over Noordhorns verleden:
De insteek van het interview? 1990, het jaar waarin Jur Bekooy en Suzanne de Vries besloten te verhuizen vanuit hun toenmalige woonplaats Hoogeveen naar de regio Groningen. Jur was sinds 1984 in dienst bij de Stichting Oude Groninger Kerken, een aantrekkelijke, uitdagende baan. Suzanne, ook bouwkundige, zocht en vond werk in de Stad, bij het UMCG. Op zoek naar een woonstee die aan hun wensen tegemoet zou komen, belandden ze destijds in Noordhorn waar Langestraat 60 te koop stond. De koop ging door en nog steeds zijn Jur en Suzanne in hun nopjes met de bijzondere woning, de tuin erachter, het uitzicht…
Rode draad in het leven van Jur Bekooy is zonder meer het thema BOUWEN. Jur is groot geworden in een aannemersgezin, zijn vader had eerst een bedrijf in Leiden. Later verhuisde het gezin naar Epe, op de Veluwe. Jur ging “als snotneus” altijd al met pa mee naar diverse bouwprojecten. Voor hem was het antwoord op de vraag: “Wat ga ik later doen?” klip en klaar: In de bouw! Pa Bekooy hoopte een opvolger te hebben voor zijn bedrijf, maar dat liep toch anders. Jur en zijn broer zagen beiden het aannemerschap niet zitten. De broer werd fotograaf, Jur ging ‘bouwkunde’ studeren. “Aannemer zijn, dat moet je kunnen, daar heb je iets speciaals voor nodig.” Jur vond dat hij dat speciale miste. Zijn vader teleurgesteld, maar een “goed verliezer”. Jur ging na de MAVO MTS Bouwkunde doen in Apeldoorn (het gezin woonde inmiddels in Epe) en daarna bouwkunde studeren op de HTS in Zwolle. Niet zo voor de hand liggend, een economisch moeilijke tijd. Er werd wel eens tegen hem gezegd: “Zo veel moeite hoef je niet te doen om werkloos te worden…!” Geen goede tijd, maar Jur zette door en knoopte er een studiejaar extra aan vast: ‘Technische bedrijfskunde’ in Groningen! En warempel, het tij keerde, ook de bouw trok weer aan. “Eten en veiligheid, een dak boven je hoofd, bescherming tegen omstandigheden, dat blijven nou eenmaal de belangrijkste behoeften!”
Wat “bouwen” voor hem zo speciaal maakt? “Het is een ongelofelijk boeiend ambacht! Het is iets wat je altijd samen doet (architect, aannemer, opdrachtgever, ambachtslieden… En het is ook iets dat wel klaar moet, je kunt niet eindeloos bezig blijven (zoals bij ruziën of dicussiëren..)!” Voor Jur kwam daar het historische aspect bij: Hoe werd er in het verleden gebouwd, en waarom? Hij was nog niet zo lang in Groningen, toen hij kennismaakte met de stichting Oude Groninger Kerken. “Ik heb toen een open sollicitatiebrief geschreven met als strekking: ‘We kunnen iets aan elkaar hebben’….” Resultaat: Jur kwam in 1984 in dienst van de Stichting. Een goed moment, het begin van een opleving. Er kwamen steeds meer restauratie-opdrachten. Ter vergelijking: In 1984 telde de Stichting 1½ formatieplaats, nu anno 2014 zijn er 14 betaalde medewerkers (en honderden vrijwilligers)! Inmiddels heeft de Stichting de 75ste kerk in eigendom. Bovendien is het restauratiewerk essentieel veranderd. “Toen werd de restauratie nog gezien als het opknappen van een gebouw, met daarna desnoods de deur op slot…. Nu gaat het veel meer om het geheel, juist dié ene kerk binnen de samenleving. Ter illustratie: de Stichting heeft nu ook 45 kerkhoven in eigendom!”
Het gaat tegenwoordig vooral ook om het gebruik van de gerestaureerde kerk. Welke aanpassingen zijn verantwoord? Hoe kijkt het dorp er tegen aan? “Er wordt intensief samengewerkt met plaatselijke commissies.
–Kerk in Klein Wetsinge, in de steigers, vanuit Jur Bekooys bouwkeet–
Zoals in Klein Wetzinge, middenin een agrarisch gebied. Dat kan in het gebruik van het gerestaureerde gebouw een belangrijke rol gaan spelen. Denk maar aan Visvliet, waar de kerk “de mooiste kamer van het dorp” is! Of neem Garnwerd, waar vaak een ‘avondmaal’ wordt georganiseerd, voor het dorp.”Kerk in Klein Wetsinge, in de steigers, vanuit Jur Bekooys bouwkeet- Jur is stellig: “Een kerkgebouw is net een lichaam, het moet levend blijven, het bloed moet blijven stromen! Bewegen, net als mensen!” Nog zo’n voorbeeld: Den Horn! “Zag er eerst niet goed uit. Nu leeft het, dankzij een actieve groep mensen!”
Wat Jur ook heeft geleerd in het restauratiewerk: “Stel haalbare doelen! Eerste wens in Klein Wetzinge? Het uurwerk! Dat is eerst gerenoveerd! In Den Horn? Als de deur er eerst maar eens goed zou uitzien… De entree opgeknapt! Op die manier werkt het!” Een leven buiten de Stichting Oude Groninger Kerken? Ja hoor! En: “Groningen wordt voor ons elk jaar mooier!” Jur vertelt hoe ze in 1990 door een combinatie van gericht zoeken en toeval het woonhuis aan de Langestraat (60) ontdekten. En kochten! “Vroeger was hierin het postkantoortje van Martha Melessen gevestigd!” Jur laat het me zien. In het gedeelte aan de noordkant, waarvan de vorige eigenaar een garage maakte na eerst al een serre te zijn geweest, was voor de oorlog het befaamde postkantoortje gevestigd. Je kunt nog zien waar de balie stond, waar de spijlen van het hekwerk hebben gezeten, het publicatiebord aan de muur… Historische restanten!
Huize Bekooy aan de Langestraat, nummer 60. Helemaal rechts de deur die vroeger toegang gaf tot het postkantoortje…
“Verhalen zoals die over “Marthoa Melis” zijn zo belangrijk!” Dat brengt ons op de Werkgroep Noordhorns Verleden waarvoor Jur zich met volle overtuiging inzet. “Onderweg tijdens onze vakantie zagen we het in Frankrijk ook meermalen, gewone dingen die toch de moeite waard waren! Vroegen we ons af: Wie woonden hier? Wie konden zich dat veroorloven? Hoé leefden ze? En steeds in het achterhoofd: Wat maakt het waard om het te bewaren??!” Terugkomend op het woonhuis aan de Langestraat: “Dit huis heeft Martha Melessen (die in de volksmond “Manke Martha” werd genoemd) in 1914 laten bouwen. Nee, niet bekend wie de architect was… Martha Melessen liet het oude, ouderlijk huis dat op dezelfde plaats stond, afbreken. In dat oude huis zat ook al het toenmalige postkantoortje. Waarschijnlijk heeft Martha Melessen haar hele ziel en zaligheid in dit huis gestopt!” Jur laat me een document zien waaruit blijkt dat Martha haar ouders verloor in 1908, beiden overleden op 18 januari te Noordhorn…. Een ongeluk? Spaanse griep? In 1916 is er een grote schuur aangebouwd, aan de tuinkant, waar ook nog Belgische vluchtelingen waren gehuisvest tijdens de Eerste Wereldoorlog. Na de dood van Martha Melessen (1943) erfde Martha Posthumus (familielid, ongetrouwd) het huis en de grond. Na haar kwam Langestraat 60 in handen van Hessel Auwema en zijn vrouw. (“Vrouw Auwema” overleefde haar man en bood in de jaren zeventig het huis te koop aan. Voorzichtig informeerden we destijds naar de koopprijs, maar dat leek ons voor een beginnende schoolmeester toch niet haalbaar….JanB)
Noordhorn als dorp? “Voor ons prima! We hebben bewust gekozen voor deze plek. We wilden nu eenmaal niet in een gelijkvormige nieuwbouwwijk, we kozen voor de gemêleerdheid, midden tussen vogels van diverse pluimage! En plaatsen als Noordhorn zijn niet te groot, noch te klein. Je zit elkaar niet op de lip en je kunt toch veel samen doen!” Wát bijvoorbeeld? Jur vertelt enthousiast over het werk van de Historische Werkgroep, een samenwerking tussen Dorpsbelangen Noordhorn en Historische Kring Zuidhorn. “Een ontmoetingsplek! Samen kijken naar wat een plaats leefbaar maakt. Het verleden benutten om met elkaar in gesprek te komen!” Jur noemt de geslaagde bijeenkomsten over het vroegere winkelbestand, over het onderwijs… “En de volgende gaat over ‘landbouw en boeren’, komende herfst!” De werkgroep is ook gestart met het ‘beschouwen’ van de begraafplaats. “Waar ligt de geschiedenis nou letterlijk voor het oprapen?! Op het kerkhof!”
Er wordt een plan gemaakt voor het restaureren van grafmonumenten, in overleg met de stichting Landschapsbeheer Groningen. “Wat kunnen vrijwilligers doen? Wat neemt Landschapsbeheer voor haar rekening….” Inhoud en resultaat, dat zijn voor Jur Bekooy de kernwoorden. Als bouwkundige, inmiddels 30 jaar in dienst van de Stichting Oude Groninger Kerken, heeft hij vele projecten voorbereid en begeleid. Uitgangspunt voor Jur blijft het gebouw zelf. “Het ene gebouw is het andere niet! Het mooiste compliment dat ik ooit kreeg van een aannemer was de opmerking ‘Nou wil je het weer anders dan de vorige keer, je weet met jou nooit waar je aan toe bent….’
Wat is ‘Noordhorn’ voor jou? Even is het stil… “Het geheel van huis, straat, dorp en landschap!” Als voorbeeld noemt Jur de lichtweek. “Dan ben jet met de straat bezig, daar zet ik me ook praktisch voor in.” Zijn er historische plekken in Noordhorn die waard zijn (beter) bewaard te blijven? Jur formuleert voorzichtig: “Je moet altijd zoeken naar evenwicht tussen respect voor het verleden en leefbaarheid nu (en in de toekomst). Restaureren betekent altijd ook ‘verliezen’… Alleen, niks doen is erger…! Noordhorn is trouwens historischer dan ik in eerste instantie besefte!” Nog even terug naar de begraafplaats waar een grafsteen werd ontdekt met de namen van de ouders van ir. Wouda, de naamgever van het befaamde stoomgemaal bij Lemmer.
“Ingenieur Wouda is in Noordhorn geboren, zijn vader was er in de 19e eeuw ‘hoofd der school’!” (JB)
©foto’s 1, 3 en 6: jan blaauw, augustus 2014
©foto’s 2, 4 en 5: Jur Bekooy, 2014
Het interview is in iets beknoptere vorm eerder gepubliceerd in “Noordhorn Nu”, 11e jaargang, nummer 8 – september 2014
Hessel Auwema, van beroep comissionair en familieleden speelden in de jaren 40 en 50 een rol in het wonderlijke verhaal rond het Klaas Zaliger Fonds, ook wel het Fonds Klaas Jans genaamd. Dit was een familiefonds dat jaarlijks in hotel Sinning in Hoogkerk uitdeling van geld aan behoeftige familieleden hield. Het fonds werd gekoppeld aan de zgn Erfenis Bantjes, een soort Neeltje Paterverhaal. Het Klaas Zaliger fonds is voortgekomen uit de liquidatie van de weeskamer van Groningen. De koppeling van de twee verhalen is mij onduidelijk, maar het heeft er toe geleid dat verschillende verschillende personen en groepen personen op erfenisjacht gingen, o.a. de Amsterdamse stucadoor Reek, die ook een rol speelde in de Erfenis Neeltje Pater. Interessant? Onlangs heb ik de draad weer eens opgepakt Ik heb nog meer info. Gerard Beerman, Zaandijk.