Terugkerend van een wandelommetje over Mokkenburg zie ik aan de andere kant van de weg, in de laatste Langestraatbocht voor de N355, een auto stoppen. Het raampje aan de
chauffeurskant gaat open. Jan Jansma:
“Ja, ik sta hier wat ongelukkig, maar even over die zwembadfoto achterop
“Noordhorn Nu”…. Daar weet ik alles van!” We maken een afspraak, ik kom aan de
praat met een sportieve bijna tachtiger en zijn vrouw Ietie Tempel die in
Noordhorn is geboren en getogen. Interview? Aarzeling….
“Laten we het maar doen!” Portret van een badmeester qua professie, maar met een passie voor schaatsen:
Jan Jansma (Langestraat 65) ziet het levenslicht in, zoals hij het zelf formuleert, “een van de beroerdste jaren van de 20ste eeuw”: november 1933. De winter is vroeg ingevallen in Leeuwarden en de dokter zegt tegen moe Jansma die acht maanden zwanger is: “Eh, niet meer op de schaats!” Jan is opgegroeid in de Friese hoofdstad, heeft zelfs herinneringen aan zijn jongste jaren: “Ik duwde eens mijn vader in een hoek en mijn moeder aan de kant, dronk toen zo een kopje thee op!” Volgens moe Jansma kon de jonge Jan dat niet meer weten, “je was toen nog maar twee!” Pa Jansma is voor de oorlog boekbinder (omdat zijn vader dat nu eenmaal zo wilde), wordt gemobiliseerd en gaat na de oorlog verder als beroepsmilitair. Jans moeder is thuis, huisvrouw zoals vele echtgenotes in die jaren. Jan blijft lang het enige kind in het Jansma-gezin. Zijn broer Henk wordt 12½ jaar later geboren, de derde Jansmatelg volgt in 1953. Dan is Jan de 18 al gepasseerd….
Jan gaat niet naar de bewaarschool. Zijn moeder heeft het niet zo op de schoolhygiëne in die jaren, “luizen!” Wat de lagere school betreft, wordt er een openbare school gekozen (pa Jansma is gereformeerd, moe hervormd). De Hervormde dominee geeft ‘Bijbelse Geschiedenis’ op die OLS. Overigens valt Jan zijn lagere schooltijd grotendeels samen met de jaren van Duitse bezetting. Er is niet altijd school, vooral tegen het einde van de oorlogsperiode. Er trekt zelfs een andere school bij zijn school in, zodat er maar halve schooltijden beschikbaar zijn. Jan krijgt dan met een zekere regelmaat extra lessen van meester Terpstra, die in de buurt van Jansma’s huis zit ondergedoken. Later moet Jan er hard aan trekken om de opgelopen achterstanden in te halen.
Na de lagere school gaat Jan naar de ULO, haalt het diploma en gaat dan meteen aan het werk. Via een advertentie in de krant belandt hij in de “heren- en jongenskleding”! Hoewel hij in zijn nopjes is met het mooie pak dat hij krijgt aangemeten, vindt hij de baan zelf maar saai. “Alleen vrijdags was het een echt drukke dag, dan kwamen de mensen van buiten pakken aanmeten. Het ging toen nog vooral om maatkleding. Op de ‘gewone’ dagen liep je langs de rijen kleren te borstelen of zette je dozen in elkaar…” Jan heeft dit werk gedaan tot zijn diensttijd, dan krijgt hij een ander ‘pak’. Het grootste deel van de 1½ jaar brengt hij door in Roermond. “De mooiste dag? De laatste….!” Hij wil niet terug naar de winkel, hij wil wat van de wereld zien! Jan meldt zich aan voor de “grote vaart” bij de V.S.N., de Verenigde Stoomvaartmaatschappij Nederland. Hij heeft een attribuut bewaard uit die tijd, een stander met het menu (in het Frans) van het afscheidsdiner op de “Jagersfontein” met kapitein Van de Berg, 17 december 1955: “Diner d’Adieu”! Jan is aan boord van het grote schip ‘badsteward’. Zorgen dat het bad in gereedheid wordt gebracht voor passagiers; aan boord zijn verder twee zwembaden. Een voor de eerste klas, een voor de toeristenklas. (Het zwom heel typisch op zee, door de bewegingen van het schip ging het bassinwater ook heen en weer…) Na een tocht een tijdje thuis tot de volgende oproep. Dat thuis is gedurende een korte periode in Amsterdam bij een vriendin die bij de MARVA dient. Later gewoon weer in het ouderlijk huis in Leeuwarden. Begin 1956 negeert hij de eerste oproep om weer te gaan varen, laat uiteindelijk ook de tweede aan zich voorbijgaan… (Betekent “streep erdoor”…) Reden? De “Elfstedentocht” van 14 februari 1956!! Jan doet mee, ook al is zijn schaatstechniek nog niet goed ontwikkeld. Hij is sterk, hij is sportief en hij wìl…. En het lukt! In die jaren heeft Jan wat los/vaste baantjes, maar in 1959 besluit hij zich aan te melden voor de opleiding “zweminstructeur”, in Groningen (in het Helperbad). “Diploma’s?” is de vraag van de baliemedewerkster. “Nee, heb ik niet”, zei Jan, “maar ik kan zwemmen als de beste!” De secretaresse heeft er een hard hoofd in, geeft hem weinig kans op toelating. Steun krijgt Jan van ALO-docent Lugthart die een goed woordje voor hem doet. Jan krijgt te maken met zwemautoriteit Jan van der Tuin, “heb ik veel van geleerd”! Van der Tuin schaaft hem bij, “je komt 3 keer in de week!” Jan is sterk gemotiveerd, hij gaat 6 keer per week…. Dat valt in de smaak, “kom hier maar werken!” Zo rolt Jan de wereld van de badmeesters binnen. In 1964 wordt hij aangenomen in Noordhorn, hij komt in dienst van een stichting. In het bestuur zitten ook wethouder Andreas Dijkstra en ambtenaar Sietse Hofstee Holtrop. Consequentie: Alleen ’s zomers een betaalde baan… Daarom gaat Jan in het winterseizoen aan de slag in het instructiebad in Bedum. “Dat was plezierig lesgeven. De ouders bleven achter de deur. Vragen kon je na de les beantwoorden, je werd niet telkens tijdens de les afgeleid.” Ook de scholen kwamen met de oudste groepen naar de zwembaden, zowel in Noordhorn als in Bedum.

Diploma zwemmen in het Noordhorner bad, 1966. Badmeester Jansma staat bij het groepje volwassenen, linksboven op de foto.
In 1967 stopt Jan in Noordhorn, hij gaat naar Winschoten, maar kan daar niet wennen… Uiteindelijk komt hij via Termunterzijl in het zwembad van Ruinerwold terecht. Daar werkt hij ook, als hij verkering krijgt met Ietie Tempel die hij nog kent uit de Noordhorner periode. Ze zijn vanaf 1970 een paar, trouwen in 1974. Ze wonen van 1972 tot 1976 in de Rijnstraat in Groningen, kopen dan in Noordhorn Langestraat 65 van de familie Tolner (Bekend van renpaard “Meindert O”…). Het is Jan zijn tweede huwelijk, het eerste is maar een kort leven beschoren geweest. Wel is zijn dochter Aurora door hem groot gebracht, zij is bij hem gebleven. Later komen daar Ramona en John Roy bij.
Hoe het is badmeester te zijn in Noordhorn in de zestiger jaren? Druk, je komt handen te kort! Je bent in je eentje, van jou wordt verwacht dat je het bad draaiende houdt: kaartjes verkopen, abonnementen uitschrijven, financiën bijhouden, toezicht houden, les geven, diploma zwemmen regelen…. De lessen? Ouders kopen voor de kinderen een leskaart, de lessen worden buiten de schooltijden om gegeven. Alle scholen in Noord- en Zuidhorn laten hun kinderen zwemlessen volgen onder schooltijd, ook de ULO’s. En de laatste les? Vrij zwemmen…. Behalve voor de groep van meester Wiechers, deze vindt dat verknoeien van kostbare tijd… Jan heeft ook een jaar lang een zwemclub getraind, “De Waterratten”! En hij richt een reddingsbrigade op, waar reddend zwemmen centraal staat. “De deelnemende meisjes en jongens konden brevetten halen en eventueel opgaan voor jeugdinstructeur. Ankie Feldbrugge deed dat, en een meisje van Faber uit de Noordhorner Ga.” Jan heeft zwemles gegeven aan o.a. Louwe en Jan Pijpker, en aan Mekke Tempel. Veearts Roorda leert hij zwemmen! “Dat was heel speciaal, op onregelmatige tijden. Stond Roorda wel eens in zwembroek klaar, kwam er een oproep, moest hij meteen weg!” Ook eens is er iets minder plezierigs aan de hand. Jan vindt op een zaterdagavond, als hij de badhokjes controleert, een compleet stel kinderkleertjes. “Dan slaat de schrik je om het hart. Kijk je naar dat donkere water en ziet niks, maar denkt van alles…Ik op weg naar Groeneveld om te bellen, in het zwembad was toen geen telefoon. Op dat moment komt er een jongen van Molema aanrijden, komt de kleding van zijn zusje halen… Het meisje was ’s middags na wat gezeur zo in haar badpak meegenomen achterop de fiets…” (In voorgaande jaren is er eens een kind verdronken in het bad)
Jansma heeft tal van herinneringen aan de Noordhorner badjaren. Aan meester Dijk bij voorbeeld, “ruwe bolster, blanke pit…”En aan het nawerk na het seizoen, zoals het opknappen van de springtoren. Ook aan het begin van het seizoen, als het bad moest worden leeggemaakt, het omliggende terrein opgeknapt door gemeentewerkers als Jo de Haan en de gebroeders Jager met Geert van der Ploeg als opzichter.
Toch blijkt zwemmen niet de grootste passie van Jan Jansma! Dat is, hoe kan het ook anders als geboren Fries: het schaatsen! “Wanneer dat is begonnen? Toen ik een jaar of 8, 9 was, niet eens zo heel vroeg. Ik kreeg toen een paar schaatsen als verjaardagscadeau en oefende op stukken ondergelopen land. Ik had het snel onder de knie. Het waren de bezettingsjaren, er was toen vaak natuurijs en er was tijd, doordat de school halve roosters draaide of gesloten was…!” Dat leidt in februari 1956 tot deelname aan Jan zijn eerste Elfstedentocht. “Het was bijna 20 graden onder nul bij de start! We mochten ons opwarmen bij de autospuiter…. De startplaats werd verlicht door middel van fakkels. En daar gingen we, de donkere nacht in!” Jan heeft schaatsen onder zijn militaire kistjes, hij draagt een sportcolbertjasje, een wollen trui, kranten voor de borst, muts op. Om half twaalf is hij op de helft. “Bij Workum kregen we gratis Brinta, heb ik te veel gegeten… Maar de finish haalde ik zonder verdere problemen!”
De beruchte Elfstedentocht van 1963 is Jan zijn tweede. Het begint meteen al problematisch, niet alleen doordat zijn moeder hem laat wekt, vooral door het feit dat de buschauffeur hem laat staan bij de halte: “Vol!!” Hij moet de hele stad door om bij de start te komen, pas om half 9 staat hij op de schaats… Hij start wel, maar moet er in barre omstandigheden in Harlingen mee ophouden, hij moet van het ijs. “Dat heeft me 22 jaar dwars gezeten!” Zijn revanche komt in 1985. De tijd waarin tochten op natuurijs al worden voorbereid op de kunstijsbanen, waardoor de schaatstechniek drastisch is verbeterd. (Jan heeft jaren lang op het kunstijs van het Stadspark geschaatst, later in Kardinge).
De Elfstedentocht van ’85 wordt gekenmerkt door “droge dooi”, waardoor het toch opnieuw een zware opgave wordt. Plezierige omstandigheid: Dochter Aurora komt kijken en moedigt aan! “Ik dacht: Als ik maar eerst door de tunnel bij Harlingen ben…” Dat lukt, om kwart voor vijf ’s middags is Jan Jansma bij de finish. In 1986 is het mooi, zonnig weer, maar aan het eind erg nat. Ook deze keer een binnenkomst op tijd zonder al te veel problemen. De laatste Elfsteden tocht? Die in 1997! “Er stond heel veel wind, het was koud! De wind zou gaan liggen, maar het begon steeds harder te waaien…. Het laatste stuk van de route was heel slecht. Ik dacht maar steeds: Voordat het donker is, moet ik bij Bartlehiem zijn! Gelukt! Deze keer wel enkele malen gevallen, overkwam me anders nooit!” Betere schaatstechniek in de loop der jaren, maar… in 1997 vergeet Jan zijn boterhammen mee te nemen! (“Lagen thuis nog op het aanrecht…”) Gelukkig krijgt hij onderweg voldoende aangeboden. “In Franeker stond een dame met kadetjes. Toen ik haar vertelde over de vergeten broodjes, mocht ik een tweede kadet…!”
Schaatsen, Jan raakt er niet over uitverteld. In het noorden heeft hij vele tochten gereden zoals de Noorderrondritten (3x) en de Oldambtrit, in 1962. “Wind, sneeuw…Kreeg ik een schaatspunt van een ander net onder de knie, bloeden!” Een dokter kramt de wond ‘los’, de tocht wordt uitgereden, ook dankzij metgezel Appie Rosema, een geweldige maat!
Een andere liefhebberij, waaraan Jan J. pas later begint, is het recreatief wielrennen. Hij is al 40, als hij zich een racefiets aanschaft. Op initiatief van zijn jongere broers wordt er ingeschreven voor de Elfstedentocht per fiets, in 1972, van Bolsward naar Bolsward. Inmiddels heeft Jan er 30 (!) gereden, het is welletjes geweest. Vele van de fietstochten rijdt hij samen met de al eerder genoemde Noordhorner matador Appie Rosema. “Een doorzetter! Aan hem heb ik veel steun gehad!” Ook tijdens een Touriade die gekenmerkt wordt door ijsregen en kou. “Ik wou al stoppen vanwege een lekke band op ’t Hogeland. Appie Rosema sleepte me er doorheen. Hij zag een bijna lege boerenschuur, daar zouden we gemakkelijker de band kunnen plakken. Komt de boer eraan, die was er niet van gediend. We hadden hem eerst heel beleefd moeten vragen…. Een week later in Friesland net zo iets, stonden we op de ree de band te bekijken. Komt de boer eraan: Kom hier maar, op het erf, en je krijgt nog koffie ook…” Ja, hij heeft veel waardering voor zijn dorpsgenoot Appie Rosema. “Ik deed mee aan een 24-uurs-tocht, georganiseerd door een Studentenvereniging. De start op het Zernike-complex, zaterdags om 13.00 uur. Fietsen tot zondags 13.00 uur… Ik had geluk, de route liep door Noordhorn langs mijn eigen huis, stempelpost bij “De Gouden Leeuw”. Appie kwam kijken. Ik reed twee keer plat, twee keer hulp van Appie!” Afsluitend toch nog een schaatsbelevenis! “Het was in 2002 op het Leekster Meer. Een groepje “waaghalzen” op het dunne ijs, onder wie ikzelf. Werd ik even aan de praat gehouden, de anderen schaatsten verder. Kwam ik op één-nacht-ijs… Schoot ik eronder! In het koude water… Koortsachtig proberen eruit te komen, een andere kleur op te zoeken…. Met volle bepakking… Ik dacht dat ik er geweest was! Ik kwam bij de kant, gelukkig. In de natte kleren terug, schaatsend! Over ‘zwaar’ gesproken…. (JB)
Eerder in beknopte vorm gepubliceerd in “Noordhorn Nu”, oktober 2013 (maandelijks orgaan van de handelsvereniging “Fortuna” en de Vereniging Dorpsbelangen Noordhorn).



