
Telefoontje van Piet Helmus, of ik zin heb om mee te gaan naar Norg, de woonplaats van Lena Wieringa, geboren en getogen in Noordhorn aan de Langestraat nummer 39. “Lena heeft nog enkele albums met oude foto’s van Noordhorn!” Komt mooi uit, kan ik haar interviewen voor ‘Noordhorn Nu’. “Wil ze dat?” Dat wil ze wel. Afspraak gemaakt, “maar Lena wil wel graag dat haar broer Jaap (Zuidhorn) bij het gesprek is, hij weet vaak nog meer over ‘Noordhorn vroeger’!” Met zijn drieën rijden we op een middag naar Noord-Drenthe, Piet als rustige chauffeur die de weg weet. We worden hartelijk ontvangen, scharen ons rond de grote tafel in de huiskamer. Foto’s bekijken, terug naar de wereld van Noordhorn in de jaren dertig en veertig aan de hand van Lena Wieringa’s levensverhaal:
Lena Wieringa is geboren in juli 1932, het derde kind in het gezin van Pieter Tjaart Wieringa en Harmina Zetsma. Ze werd voorafgegaan door haar broers Jan (1922) en Jaap (1925). Oudste broer Jan leeft niet meer. Hij woonde vele jaren aan de Langestraat, eerst in het ouderlijk huis (nummer 39, later op nummer 51a (huidige woning familie Arends). Tweede broer Jaap was als kind al slechtziend, werd later blind. Hij heeft zich bewonderenswaardig weten te redden, woont nog steeds in Zuidhorn, aan de Julianalaan (en is bij ons gesprek aanwezig). Vader Pieter Tjaart is commissionair in granen en handelszaden geweest. Hij handelde ook in veevoer en kunstmest. Moeder Harmina Zetsma had een onderwijsopleiding, maar werd na haar huwelijk met Pieter Wieringa ‘uitsluitend’ huisvrouw.
Lena is niet naar de kleuterschool geweest aan de Oosterweg, evenmin als haar broers. Moe Wieringa was zelf onderwijzeres, kennelijk vond ze dat haar kinderen thuis beter konden worden begeleid. “Ik ben er een enkele keer wel geweest, herinner me de grote schommel, en de zandbak!” Dat begeleiden resulteerde bij dochter Lena in 1938 meteen in plaatsing in klas 2, ze sloeg de eerste klas over…. Ze kwam in de klas bij juf Van Dijken, niet de plezierigste leerkracht gezien de herinneringen aan knijpen en tikken uitdelen. Lena kreeg een plek naast Paultje Dieterman. “Hij wou niet naast een meisje zitten. Als ik aan de ene kant in de bank ging zitten, ging hij er aan de andere kant weer uit…” Lena kreeg uiteindelijk een plaatsje vooraan, waar haar aandacht voortdurend naar de grote leesplank werd getrokken, ten behoeve van de lessen in de eerste klas. “Ik had toen vaak mijn sommen niet af. Kreeg op het rapport voor “vlijt” een 4….. Moe dacht meermalen “O, o, wat heb ik gedaan! Ze vond het op die momenten niet zo geslaagd dat ik een klas was overgesprongen…” In de derde klas ging het beter, in een ander lokaal. En vanaf dat leerjaar gaf de lagere school geen problemen meer. In mei ’44 ging Lena naar de ULO aan de Hooiweg in Zuidhorn. Ze bleef daar ruim een jaar, waarna de overstap volgde naar de meisjes-HBS aan de Hofstraat in Groningen, augustus 1945. In 1951 haalde ze haar HBS-B diploma. Ze besloot toen naar de Groninger kweekschool te gaan, kwam daar bij Kees Buining in de klas, een zoon van landbouwer Jan Buining. In 1953 slaagde ze, was toen bevoegd onderwijzeres en kreeg een aanstelling aan de J.E.Scholtensschool aan de Paterswoldseweg in Stad. Tot 1957, toen bleef ze een jaar thuis in Noordhorn, verloofde zich met Wim Koning. Het verliefde paar trouwde in februari 1959. (Twee zoons: Sebo Pieter en Pieter.) Nieuwe woonplaats werd Enschede, waar Wim Koning werd benoemd tot werktuigbouwer (“fietsenmaker…”) bij Vredenstein. Wim had in Delft werktuigbouwkunde gestudeerd. Vanwege de woningnood werd er eerst een half jaar in een pension doorgebracht. In 1970 volgde de verhuizing naar Terneuzen, toen Wim een nieuwe baan in Gent had aanvaard. In 1974 werd Hoorn hun nieuwe woonplaats (werk in Drachten) en in 1987 werd voor het Drentse Norg gekozen. De fraai gelegen plaats in Noord-Drenthe, waar Lena nu nog met plezier woont.

Speelkameraadjes in de vroegste jeugd uit de Langestraat: Pie Kadijk, Jannie Verhoef, Nellie Verhoef, Harrie de Vries, Jimmy de Vries
Terug naar de jeugdjaren in Noordhorn…. Lena groeide op in een gezin waarin haar moeder de spil vormde, maar ook haar vader vaak thuis zichtbaar aanwezig was. Hij was commissionair met “kantoor aan huis (bureau in de huiskamer…)”. Regelmatig ging hij bij de boeren langs en elke dinsdag was het ‘Korenbeursdag’. Dat betekende dat ’s maandagavonds de ‘monsterpuutjes’ op de uittrektafel lagen…. “Als een van de weinigen hadden we toen al telefoon, een groene, met aan de zijkant een slinger! Nummer 501, alle nummers in Noordhorn begonnen met een 5…. Het huisnummer was toen B186. Die B zal voor Noordhorn hebben gestaan…” Lena herinnert zich nog dat ze op een stoof klom om bij de telefoon te kunnen. “Je kreeg dan verbinding met Martha Melis op het postkantoortje, die verbond je dan verder.” Broer Jaap, het middelste van de drie kinderen, was slechtziend en bleef in de eerste klas zitten. Een “zorgenkind”, zo was het wel een beetje, binnen het gezin en op school. Dat hing ook van de leerkracht af, “later met juf Aaf Westerhuis ging het beter!” Jaap werd intensief geholpen door zijn moeder bij zijn huiswerk, Lena herinnert zich niet dat ze thuis werd begeleid door moeder Harmina. Jaap is in 1937, toen hij 12 jaar werd, naar het blindeninstituut in Hilversum gegaan. Zijn gezichtsvermogen verslechterde. Moeder Wieringa werd thuis bijgestaan door verschillende dienstmeisjes. Lena herinnert zich Reina Kremer, en Toni de Haan uit de Moeshorn, “met een vogel boven de deur”. Lena haar speelkameraadjes kwamen vaak uit de buurt. Elleke Kloosterman woonde destijds in de Nieuwstraat, net als Roelie Renkema. Lucie Hummel kwam trouwens van ‘De Kolk’, richting Niezijl. De schoolroute legde ze vaak af met Roelof Oosterhuis, Belie Noordveld en Gerard Bolhuis, “van het café. We gingen destijds wel kaatsen tegen de muur van het molenhuis en we zaten vaak op de paaltjes ervoor!” Spelen kon je ook op het pleintje bij garage Oosterhuis, “of we gingen naar het schoolplein, hoaske joagen!” Lena ging ook wel met Belie Noordveld mee naar Wiersma op de hoek van de Langestraat/Achterweg, “melk halen”. De schooltijd? De moeizame start in de tweede klas bij juf Van Dijken, van de andere leerkrachten heeft ze alleen meester Heeres nog helder op haar netvlies. “Het was oorlogstijd!” Ze weet nog dat sommige kinderen schoolmelk kregen, “alleen voor kinderen uit gezinnen die het niet zo goed hadden. De kinderen dronken de melk achterin de klas op. Was er eens eentje ziek, dan werd diens schoolmelk verloot! Was je dolgelukkig als jij het kreeg!” Nog zo’n bijzonderheid uit de schooltijd, het opbergen van de klompen na binnenkomst in vakjes. Die kinderen deden dan een soort pantoffels aan. Sommigen kregen die via schoenmaker Blokzijl, de kinderen uit minder draagkrachtige gezinnen.
Toen Lena naar school ging, in het gebouw dat nu als “Paluno” appartementen herbergt, waren er vier lokalen, waarvan er drie permanent werden gebruikt. (Het vierde lokaal werd o.a. gebruikt voor handwerken). “In de hoek van elke klas stond een soort kachelhok.” De 3e en 4e klas zaten achterin rechts, bij juf Van der Gulden (Grijpskerk) en juf Jansen (Groningen). Juf Van der Gulden nam wel eens een groepje kinderen mee naar huis, al herinnert Lena zich niet veel daarvan. De 5e en 6e klas, bij meester Heeres, zaten rechts voor in het gebouw. “Nee, er werd in die tijd niet veel gezongen, er was ook geen piano of iets dergelijks. Ik herinner me wel een grote landkaart van Nederland voor de klas! Soms werd er van kaartkennis een spelletje gemaakt. Mocht je voor de klas komen en de kinderen vroegen je dan een bepaalde plaats aan te wijzen. Voorwaarde was wel dat je zelf de plek van die plaats wist. De kunst was om zo lang mogelijk voor de klas te blijven, of om zo snel mogelijk aan de beurt te komen… Ik noemde eens “Filippine” in Zeeland, dat kende ik toevallig. Niemand kende het, mijn beurt!” Van gymnastiek kwam er in die jaren niet zo veel, “daarvoor moest je naar Zuidhorn, naar de zaal bij Groenendal, nu Balk. Daar zat later ook de gymclub UDI.” Eten en drinken thuis? Niet problematisch, nooit gebrek. “Je zei wel eens: ‘Hè, al weer boeskool…!’ Dinsdags kregen we povvert of snert, dan kwam vader later thuis. Kon hij makkelijker na-eten…”Het gezin Wieringa was voor een groot deel selfsupporting. Er was een grote tuin en vader Wieringa onderhield ook akkers aan de oude weg. Toetjes? “Ja, pudding met ‘hemelse modder’….!! (= geklopte eiwit met bessensap, als een torentje op de pudding). Eigenlijk was het bij ons vrij sober, we dronken thee of koud water, ranja alleen bij feestelijke gelegenheden. En we kregen heus niet zo maar een sinaasappel…” “Mollebonen” herinnert Lena zich ook! Vooral doordat ze een keer in een stille klas op de vloer kletterden…. Soms gingen ze de oven in bij bakker Kadijk, “daar kwam ik veel!” Kadijk deed het bakken, zijn vrouw stond in de winkel. En bakkersknecht Geert Kolk ging met de kar op stap.

De winter van 1947, met sneeuw. Er kon worden geschaatst in de Langestraat! Hier een groep kinderen voor het pand van bakker Kadijk.
Ziekte? Nee, bijna niet. Jaap had een keer mazelen, Lena had wel eens last van bronchitis. Ze kwamen zelden bij dokter Tiggelaar, later opgevolgd door Kremer. “Dokter Tiggelaar had toen al een auto. Hij tankte wel eens bij Oosterhuis, mochten we soms een eindje meerijden!” Jaap schiet een bloederige gebeurtenis te binnen, toen hij eens met zijn knie door een raam van de broeikas ging bij de familie Japenga. Hij kreeg 25 krammen, “maar het is goed afgelopen!”
Lena Wieringa, een rasverteller! Aangevuld en een enkele keer gecorrigeerd door broer Jaap. “We droegen door de week klompen, maar zondags ging je netjes gekleed. Trijn Donker, een paar huizen verderop, was naaister. Ze maakte voor ons ook wel wat van afgedankte kleding. Er werd toen ook veel gebreid! Denk maar aan borstrokken en zwempakken!” Gezwommen werd er in het zomerseizoen veel en vaak. “Rennen uit school! We wilden voor ‘Zuidhorn’ aan… Anders moesten we in de grote ruimte, de “paardenstal”, verkleden en dat wilden we niet. Het zwembad? Soms zaten er stekelbaarsjes bij onze badpak in….”
En de zomervakantie? Die duurde toen drie weken, de helft van nu. “Nee, we gingen nooit met de ouders op vakantie. Er was ook maar één dinsdag per jaar “Beursvakantie”! Ik ging wel eens bij familie logeren, bij een tante in Assen bijvoorbeeld!”
Jaap verbleef in de periode 1940-1949 in het blindeninstituut in Bussum. Hij kwam drie keer per jaar thuis: In de zomervakantie, met Kerst en met Pasen….. Oudste broer Jan zat in de laatste jaren van de bezetting ondergedoken in eigen huis. “Tante Barbara” Zetsma, een zus van Lena’s moeder, woonde sinds 1942 in het huis tegenover de Wieringa’s, gehuurd van de familie Auwema. (In dit huis woont nu het gezin van Marcel Bellinga; in dit pand vond ook het gezin Zuijdijk een onderkomen, toen het moest evacueren vanuit Goeree Overflakkee, in 1944). Tante Barbara was overdag vaak bij de Wieringa’s, ’s avonds sliep Lena in het huis van tante Barbara, in een kamertje met uitzicht op het garageplein van Oosterhuis. Ze moesten voor spertijd naar de overkant. Lena heeft al die tijd niet geweten dat haar broer Jan bij hen thuis zat ondergedoken, de voornaamste reden waarom zij aan de overkant de nacht doorbracht. (Kon broer Jan ‘zich vertreden’…) Lena vertelt een indrukwekkend verhaal over een gebeurtenis tegen het eind van de oorlog. Een bewaakte groep vrouwen kwam toen lopend vanuit Drenthe door Noordhorn op weg naar Leeuwarden. Middenin de nacht hielden ze halt op het plein bij garage Oosterhuis. Lena haar tijdelijke kamertje grensde hieraan. Ze hoorde een van de vrouwen toen zeggen: ‘Ik weet waar we hier zijn, bij de molen!’ “En toen begonnen ze zachtjes te zingen “Daar bij de molen”! Bizar, zoiets vergeet je nooit weer!” De vrouwen, van wie gedacht werd dat ze aan het eind van de tocht zouden worden geliquideerd, werden uiteindelijk in Grijpskerk vrijgelaten. De oorlog was afgelopen, “en ineens stond broer Jan voor me!” Slechts een paar mensen raakten op de hoogte van het onderduiken van de oudste zoon: Buurman bakker Kadijk en boer Jan Buining, bij toeval. Ze hebben hun mond gehouden! Af en toe was het extra spannend door kortdurende Duitse inkwartieringen. Met een speciaal bewijs van dokter Tiggelaar bleef het grote huis gevrijwaard van extra bewoners, zoals evacués. Het kreeg de status van “doorgangshuis”, gasten bleven zodoende slechts één nacht…… Na de oorlog verbleven er enige tijd Canadese militairen, “ze vonden de bedstee prachtig!” Lena kreeg eens een halve rol biscuits vanwege een wondje aan haar been….
Na het beëindigen van de bezetting waren er enkele keren bevrijdingsfeesten. Andere dorpsfeesten? De kermis! Jaap herinnert zich ook de aloude schoolfeesten met kinderspelen, waarbij zijn vader foto’s nam. (Vader Pieter Wieringa was al vroeg een hobbyfotograaf!) Lena noemt ook de Floralia, met de uitgedeelde stekjes van o.a. geraniums. “Ik heb wel eens een prijsje gekregen!” O, en uit die tijd herinnert ze zich ook nog enkele namen van evacués, zoals Wim en Henk van Kempen! (Er kwamen vooral ook Rotterdamse gezinnen naar het noorden, getroffen door het bombardement).
En het geloof? Vader Wieringa was actief lid van de Doopsgezinde Gemeente. Hij is ook ouderling geweest. “Moeder deed er niets aan…” De kinderen gingen wel naar de zondagschool, met dominee Tieks Koening en juf Vos. (Later de predikanten Rawie en Smeding). De zondagschool was in de kerk zelf, Lena zat ook nog een poos op catechisatie. Wat de meeste indruk maakte? “Samen naar het Kerstfeest! Hoe de kaarsen werden aangestoken! Met een soort schietkatoen, door de kerk heen!”
Lena Wieringa stapt moeiteloos over naar 11 november, Sint Maarten. “Met lichtjes lopen! Ik was eens jaloers op Jelte Bansema, die had een lampion gemaakt van een uitgeholde biet! We gingen het hele dorp door, later op de avond nog een deel van de Zuidhorner Gast erbij!” Broer Jaap vult aan: “En op de fiets naar een boerderij! Daar gaven ze vaak een dubbeltje!” In oorlogstijd werden er ook eikels gezocht langs De Gast, voor de varkens van mulder Bakker. Lena ziet nog voor zich hoe ze werden gewogen, hoe blij je was met de paar centen….
Voel je je nog Noordhorner? “Tot op zekere hoogte nog wel! De interesse is altijd gebleven!” Jaap benadrukt blij te zijn dat hij eerst naar de Noordhorner OLS is geweest, dat hij pas later naar het Blindeninstituut is gegaan. “We hebben heel wat meegemaakt met de dorpsjeugd, een verrijkende periode!” (JB)
Dit geschilderd portret hangt nu in de huiskamer bij Lena Koning-Wieringa in Norg. Het is haar overgrootmoeder Jouktje Wieringa-Hidzers Uiterdijk, geboren in 1823, overleden in 1882. De oma dus van Pieter Tjeert Wieringa. Er is een verhaal aan dit schilderij verbonden, ik hoop dat ik het correct vertel….
Een broer van vader Pieter Tjeert studeerde in Leiden. In het westen van het land was er in de laatste jaren van de bezetting (’40-’45) gebrek aan alles, vooral het voedseltekort was nijpend. Lena’s vader Pieter Tjeert verzorgde toen wel eens een voedselpakket. Als dank daarvoor kreeg vader Pieter Tjeert het geschilderde portret van zijn grootmoeder, dat door een medestudent van Pieter Tjeert’s broer met behulp van een foto was geschilderd.
Dit interview werd eerder in beknoptere vorm gepubliceerd in “Noordhorn Nu”, september 2013 (10de jaargang, nummer 8). “Noordhorn Nu” is het maandelijkse orgaan van de Handelsvereniging “Fortuna” en de Vereniging Dorpsbelangen Noordhorn.
Zwart-wit foto’s: Familie-album Lena Koning-Wieringa
Kleurenfoto’s: jan blaauw, juli 2013


Jan en Piet weer een mooi en goed verhaal . Herkenbaar voor mij en zo blijf je op de hoogte Nog een vraag : De spelregels van het Hoaskejoagen is ons niet meer bekend .Daar heb jij vast wel een oplossing voor.