
De brug tussen Noord- en Zuidhorn over het Van Satrkenborghkanaal, jaren geleden. Het brugwachtershuisje zit nog aan de oostkant van de brug, de Gereformeerde Kerk staat er nog en ook het later afgebrande huis naast de pastorie is nog intact.
Bij de brug lagen meestal Duitse marineschepen wat voor ons jongens natuurlijk heel interessant en spannend was. Op een keer stond ik erbij te kijken, toen er vliegtuigen op grote hoogte voorbij vlogen. De Duitsers waren druk bezig om hun afweergeschut op de vliegtuigen te richten. Toen ik nog eens goed naar boven keek, zag ik iets blinkends uit de vliegtuigen vallen. Denkend dat dit bommen waren, heb ik het op een lopen gezet richting huis, weg van het schip, maar er gebeurde niets. Het bleek later dat het extra benzinetanks waren die de jagers afgooiden voor zij in gevecht gingen met de Duitse vijand, maar ik heb nooit van mijn leven meer zo hard gelopen. Deze lege benzinetanks waren trouwens een felbegeerd bezit als men ze vond. Er zat altijd een rest benzine in en van de tanks kon men een kleine kano maken door ze in de lengte doormidden te zagen. Aan de benzine had men niet veel, aangezien er geen auto’s waren en als men er al een had, werd die verborgen gehouden. Anders werd die gevorderd door de bezetter.
Wij gingen in Noordhorn naar de Hervormde Kerk, maar soms kwam de dominee die in Den Bommel gestaan had, preken in een naburig dorp. Dat nieuws was snel verspreid onder de evacués. Mijn vader leende dan een paard en buggy van boer Datema en wij reden dan in stijl naar de kerk in het andere dorp waar veel mensen van het eiland en andere plaatsen bij elkaar kwamen. Het was net een grote reünie van dorpsgenoten en andere mensen van Flakkee. Deze dominee is waarschijnlijk ook in Noordhorn in de Herv. Kerk wezen preken, maar dat weet ik niet meer zo goed. De omgang met de Groningers ging in het begin niet zo gemakkelijk. Zij noemden ons “die Zeeuwen”. Wij jongeren probeerden de gewoontes te kopiëren, maar dat was niet zo eenvoudig. Van polsstok springen hadden wij nog nooit gehoord en dus schaften onze ouders een polsstok aan, maar dat betekende nog niet dat wij de kunst machtig waren. Verschillende keren belandden wij midden in de brede vaart en bleven dan extra lang van huis om op te drogen…. Met enige oefening ging het snel beter. Zo trok ik eens met een stel Groningse jongens het veld in met de polsstok. Op een gegeven moment werd een eendenei dat zij gevonden hadden, op mijn hoofd stuk geslagen. Dat gebeurde onverwacht en van achteren en scheen nogal leuk te zijn maar ik vond de mop niet zo geslaagd. De taal was ook een barrière, zeker in het begin, maar al gauw spraken wij een soort Gronings.
Toen de zomer voorbij was en de dagen kouder werden, moest er gestookt worden in school om het schoollokaal enigszins warm te krijgen. Er stond een grote kachel die met kolen gestookt werd. Op een gegeven moment was het weinige stooksel op en werd een baal bonenstro naast de kachel geplaatst. Wij moesten daar om beurten bundels van maken en in de kachel gooien, zodat het niet al te koud werd. Het stro brandde maar kort en produceerde weinig warmte. Een bijkomend voordeel was wel dat er nog mollenbonen in het stro zaten die wij, als we aan de beurt waren, op de kachel roosterden en opaten.
Vanuit het klaslokaal konden wij ook zien hoe een aantal geallieerde vliegtuigen een aanval uitvoerden op iets. Vanuit het lokaal leek het de richting van de spoorbrug te zijn. Zij cirkelden rond en doken een voor een naar beneden om een bom te laten vallen. In een later gesprek met Sjabbo Datema blijkt dat het doel de sluis in Gaarkeuken geweest is. Wat het doel was, wisten wij toen niet, maar de spoorbrug was in ieder geval niet geraakt.

De spoorbrug in de eerste fase van zijn bestaan. De situatie in de oorlogsjaren zal hiervan niet veel hebben verschild.
Vergeleken met Flakkee, was het leven echter in Noordhorn rustiger voor wat betreft oorlogshandelingen. In 1943 waren de bombardementen op Duitsland in volle gang en het eiland Flakkee lag onder de vliegroute op weg naar bepaalde doelen in Duitsland van de RAF die s’nachts vlogen en de Amerikaanse luchtmacht die overdag bombardeerde. In die dagen waren er geregeld luchtgevechten tussen Duitse en geallieerde jachtvliegtuigen en het lawaai van de vele viermotorige bommenwerpers met daar tussendoor de scherpe toon van de aanvallende jagers was angstaanjagend. Er werden veel vliegtuigen neergeschoten in die tijd, het afweergeschut en de scherpe lichtbundels van de zoeklichten vormden ’s avonds een waar maar levensgevaarlijk spektakel. Als er een vliegtuig geraakt werd, begon dat met een vlam en dan een ontploffing of brandend neerstorten. Soms viel de bommenwerper op een boerderij. De gesneuvelde vliegers werden door de Duitsers met militaire eer begraven. De soldaten schoten dan schuin in de lucht over de kist voor deze in het graf neergelaten werd. Deze begrafenissen werden door veel mensen bijgewoond, omdat het geallieerde vliegers betrof. Bij de Hervormde Kerk van Den Bommel staat nog steeds een bord met de aanduiding dat dit een Gemenebest Oorlogsbegraafplaats is.
Maar in Noordhorn waren er ook gevaarlijke situaties. In de winter van 1944 werd mijn vader naar het gemeentehuis gesommeerd, de ondergrondse werd verdacht van het saboteren van spoorlijnen. Een groep mensen,onder wie mijn vader, werd gedwongen om ’s nachts in het donker in een bepaald vak langs de spoorlijn te patrouilleren in groepen van twee om te voorkomen dat er bouten van de rails werden losgedraaid of andere sabotagedaden werden uitgevoerd waardoor een trein kon ontsporen. Als dit zou gebeuren in het aangewezen stuk spoorbaan dan werd dat bestraft met de zwaarste straf. Wat die straf was, kon men wel raden. De bezetter kende toen eigenlijk maar een soort straf. Zo werden de burgers tegen elkaar gebruikt.
Mijn vader werd in de winter ook gevorderd voor het maken van schuilplaatsen voor Duitse militaire voertuigen langs de straatweg van Leeuwarden naar Groningen even buiten Noordhorn. De mannen moesten zich melden met een spa of schop en aarden wallen van een meter dik aanleggen zodat een Duits voertuig daar schuin in kon rijden bij een beschieting vanuit de lucht. En dat gebeurde ook, toen de groep mannen onder wie mijn vader, het ongelukkig trof dat een Duits konvooi werd aangevallen en een auto hun schuilplaats binnenreed. Er waren zover ik weet geen slachtoffers onder de mannen, maar mijn vader kwam thuis met de hulzen van de boordwapens in zijn zak. Die vielen uit de schietende vliegtuigen en kwamen gloeiend heet rond hun terecht.
SLOT VOLGT
Foto’s: Collectie Sjabbo Datema (Noordhorn)