Bij het afscheid nemen schiet haar nog iets te binnen. Herinneringen aan de Noordhorner kermis, vooral aan het “kermis begroaven”, op de laatste dag, de maandag. In het café van Sip en Tineke. En aan de zweefmolen op het terrein achter “Leujes” (nu “De Gouden Leeuw”). “Nait votdoadelk aanstöten”, zei ik tegen de beheerder, een bekende uit Ezinge. Maar ik zag al wel dat mijn man een teken gaf… Gillen! Aan het woord Sietske Groeneveld-Batterman (82), inmiddels 47 jaar wonend aan de Langestraat nummer 12. Het verhaal van een sterke vrouw op leeftijd die zich nog steeds thuis voelt in Noordhorn:
Sietske Groeneveld-Batterman is geboren in het Noord-Groninger Pieterburen, in december 1928. Een groot gezin (uiteindelijk 8 kinderen), een karig inkomen (vader is boerenarbeider), een kleine behuizing. “Mijn verjaardag werd wel eens vergeten, zo vlak na Sinterklaas…. En als ik wat kreeg, was het meestal iets nuttigs, een warme trui of zo.” Ze herinnert aan de uitzendingen van RTV Noord over het leven van de boerenarbeiders, vroeger. “Dat het mien pa ook aalmoal mitmoakt!”
Als Sietske acht is, verhuist het gezin naar een nieuw huis in Wehe-den Hoorn en belandt ze op de 2-mansschool van meester Boerema. De school heeft dringend behoefte aan meer leerlingen, dit nieuwe gezin levert er meteen zes! “We gingen van t waarkhuus noar n groter nij huus! Pa kocht t dou veur 1500 gulden! Van de bedstee, woarin ook eerappels lagen, noar n huus mit drij sloapkoamers boven!” Op school krijgt Sietske te maken in de derde klas met juf Abbringh (een zuster van Gerrit Abbringh die in Noordhorn woonde, nu het huis van Rodenboog). “Juf Abbringh was n kreng, mor ik ging wel groag noar schoul!” Thuis is er veel werk te doen, op ‘het land’ (arenzoeken, spruiten plukken bijvoorbeeld), de afwas, stof afnemen, aardappels schillen…. Voor spelen is er niet veel tijd, soms is de spoorbaan (waar nu de weg naar Lauwersoog loopt) de speelplek voor Sietske en haar vriendjes. “Nee, gain mooie jeugd”, vindt ze zelf, in Pieterburen brengt ze als jong kind kranten rond in het hele dorp voor één cent…. In de hoogste klassen krijgt ze met meester Boerema te maken, ook een leerkracht op leeftijd. Iets bijzonders op school? Schoolreisjes! Al gaan Sietske en haar zussen en broertjes niet altijd mee, er is niet altijd geld voor…. Bestemming? Paterswolde, de speeltuin! Of naar het vliegveld bij Eelde! Vervoer per boerenwagen….. De Oranjefeesten herinnert Sietske zich ook nog, evenals de geboorte van prinses Beatrix. Ze declameert zo uit het hoofd:
“Er is een kindje geboren,
een kindje met lachende mond
en oogjes zo stralend vol leven
en krulletjes, zijdig en blond!”
Sietske krijgt te maken met een verlengde lagere-schooltijd, het is de tijd van de oorlog, de bezetting. Het laatste jaar is ze veel thuis. “Pa zee ‘Blief mor thuus, moak de spruten mor schoon!” Als Sietske zestien is, gaat ze als dagmeisje naar een boer, haar eerste betrekking. Daarna een jaar lang bij een bakker in het dorp, “k mog mie der nait zain!” Over haar derde werkgever is ze heel positief, advocaat Hesse in de Stad. “Schatrieke mìnsen, mor ze haren echt wat over veur n aarbaider!” Mevrouw Hesse zet een spaarpot “onder de trap”, ze zegt tegen Sietske: “Als jij er af en toe wat in doet, doe ik dat ook!” Dat werkt, binnen een half jaar heeft Sietske het geld voor een nieuwe fiets bij elkaar ‘gespaard’! Mevrouw Hesse zegt soms ook: “Kom, we gaan er op uit, naar Oranjewoud! Het werk blijft wel in de wereld….” Het gezin gaat dan in de auto, Sietske gaat mee. Met de kinderen van Hesse in de speeltuin! Sietske’s pa is kwaad als ze naar de Stad vertrekt, “gooide t spoarbankboukje achter mie aan….!” Later is hij blij met Sietskes dienstverband, hij krijgt nog wel eens goed passende kleding. “Afleggertjes” voor de advocatenfamilie, “mor nog zo goud dat mien pa t aantrok op zundag!”
Sietske heeft na de vier jaar in het advocatengezin nog enkele korte dienstverbanden, o.a. bij een scheepsbouwer en later in Leens bij huisarts Bruins. Daar heeft ze ook een plezierige tijd, anderhalf jaar. (“Dokter Bruins was hoast net zo’n type as dokter Meijers!”) Dan trouwt ze met Eije Groeneveld, die ze op een oudejaarsavond heeft ontmoet en met wie ze al geruime tijd verkering heeft. Eije is een zoon van kweker Groeneveld uit Noordhorn. Het jonge paar komt te wonen in het middelste van de drie woningen van pa Groeneveld aan de Langestraat, nummer 56. Een half jaar. Dan wordt er verhuisd naar Zuidhorn, naar een woning boven het toenmalige Groene-Kruisgebouw aan De Gast,”de wiekzuster woonde doar ook”. Sietske draagt zorg voor de administratie, magazijnuitlening en de schoonmaak. “Dat was mien mooiste waarkperiode!” Haar man Eije is eerst werkzaam op de kwekerij, maar ziet dat werk niet zitten. Hij heeft meer een ‘technische knobbel’, moet geen hark of schoffel in zijn handen hebben. Eije wordt monteur bij Eppie Drenth, maar kan daar niet blijven als het tij tegenzit. Uiteindelijk weet postdirecteur Zandberg hem over te halen bij de PTT te komen. Eije gaat op de brommer post wegbrengen naar veraf gelegen adressen, leert zijn vak van ervaren mensen als de Noordhorner Frederiks. Overigens is dit nieuwe werk geen zegen voor de gezondheid. Eije heeft last van reumatiek en het gesjees op de brommer vergert de kwaal.
Intussen zijn de beide dochters geboren, in Zuidhorn. De oudste, Riekje, in 1956; de jongste, Nellie, in 1962. Als Sietske haar werk in het Groene-Kruisgebouw niet kan verenigen met de zorg voor de kinderen (ze mag haar jongste niet meenemen naar de werkvloer op de begane grond), zet ze een punt achter dit werk en gaat met haar gezin naar Noordhorn. De Groenevelds kopen het huis waarin Sietske nu nog steeds woont, Langestraat 12, van Leujes, via diens schoonzoon Beereboom. Helaas geniet Eije tekort van deze terugkeer naar het dorp waar hij is geboren en getogen. Hij overlijdt op 56-jarige leeftijd als gevolg van een hartstilstand. Sietske blijft niet bij de pakken neerzitten, ze steekt de handen uit de mouwen zoals ze altijd heeft gedaan. Ze gaat o.a. aan de slag bij Meerveld en later Boonstra, en bij dominee Gaaikema, Spoelma en Auwema. Uit die tijd stammen vele contacten die jarenlang blijven gehandhaafd.
Nu heeft ze 2½ uur hulp per week van de Thuiszorg, loopt zelf met een rollator, is veel thuis aan de Langestraat, mede door de kwalijke gevolgen van claustrofobie. Op haar leeftijd denkt ze veel aan vroegere jaren, niet te vaak vooruit. Ze lacht, als ze het beeld van de Langestraatfeesten oproept, als voorloper van de Dorpsbelangen-activiteiten. “Heel gezellig!” Nu gaat ze weinig meer weg, boodschappen worden vaak gebracht. Regelmatig contact is er met de dochters. Riekje is getrouwd met een veehouder, woont op een boerderij bij Feerwerd, heeft vier paarden te verzorgen, altijd al haar grote “liefde”. Nellie woont met haar Frits in Winsum, na 25 jaar kantoorwerk nu thuis genietend van man en dochtertje.
Sietske Groeneveld is na ruim 47 jaar nog steeds te spreken over haar dorp, al denkt ze vooral aan “vroeger”. De tijd dat haar tante Sien zo lekker kookte. (“Wilst ook n beetje eerappelpuree? Staaist al weer op tonen om te kieken wat der in de pane zit…”) Contacten vervagen, kennissen raken buiten beeld. Het dorp “vervreemdt”, maar als het even kan wil ze blijven wonen in haar prachthuis, met wat meer Thuiszorghulp moet dat lukken! (JB)
Eerder in beknopte vorm gepubliceerd in “Noordhorn Nu”, juni 2011, 8ste jaargang, nummer 6
©foto’s: jan blaauw, 9 mei 2011

